Aan het werk!

Werkloosheid

 

In de jaren '20 en begin ’30 was het in Nederland soms erg moeilijk om werk te vinden. Het ging niet zo best met de economie. In Duitsland waren veel meer banen. In 1938 en 1939 kregen sommige Nederlandse werklozen van het arbeidsbureau de opdracht om in Duitsland aan het werk te gaan. Dit gebeurde vooral met Nederlanders die dicht bij de Duitse grens woonden. Zouden ze weigeren, dan stopte hun uitkering. Bovendien zouden deze werklozen dan niet meer geholpen worden bij het vinden van een nieuwe baan.

 

In de zomer van 1940 ging deze regel gelden voor alle werklozen in Nederland. En niet zonder reden. Tienduizenden Duitse mannen werden als  militair ingezet. Hun werkplekken in de Duitse fabrieken en in de Duitse landbouw moesten worden opgevuld. Die fabrieken moesten juist volop draaien om het grote Duitse leger van materiaal te kunnen voorzien. Zowel het volk als het leger had behoefte aan voldoende voedsel. Het was dus belangrijk zo snel mogelijk nieuwe werknemers te vinden. In de door Duitsland bezette landen konden deze mensen makkelijk als ‘vrijwilliger’ worden aangewezen.

 

Arbeidsinzet

 

Door allerlei wetten in te voeren of te veranderen werden nieuwe groepen Nederlanders naar Duitsland gestuurd voor de Arbeitseinsatz, de arbeidsinzet. Dit waren bijvoorbeeld Nederlanders die een ‘onbelangrijke’ baan hadden. Of mannen en vrouwen die waren opgepakt en op deze manier straf kregen. Zelfs arbeidsongeschikten die door ziekte of een ongeluk eigenlijk niet meer konden werken.

 

“Ik ga nog liever dood dan dat ik voor die Duitsers ga werken.”

 

Veel mannen en jongens zagen aankomen dat ze te werk gesteld zouden worden. Velen van hen probeerden dit te voorkomen door onder te duiken. Anderen probeerden een bewijs te krijgen dat hun werk zó belangrijk was dat ze niet naar Duitsland mochten worden gestuurd.

 

Razzia's 

 

Later in de oorlog begon de Duitse bezetter met razzia’s. Door met soldaten een stad, dorp of wijk af te zetten en alle huizen langs te gaan werden tienduizenden mannen opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Hoe hun familie en hun baas het verder moesten oplossen werd niet verteld. In november 1944 vond een van de grootste razzia’s plaats in Rotterdam en omgeving. Ongeveer 52.000 mannen werden in twee dagen tijd opgepakt en afgevoerd naar Duitsland.

 

Naar schatting werkten in de oorlogsjaren zo’n 600.000 Nederlanders gedwongen in Duitsland. In totaal werden ongeveer 7,7 miljoen niet- Duitsers ingezet om de Duitse oorlogsindustrie draaiend te houden. 

 


 

 Arbeidsdienst

 

Niet iedereen werd naar Duitsland gestuurd. Ook in Nederland werden grote aantallen werklozen ingezet. Bijvoorbeeld in de Nederlandse Arbeids Dienst (NAD). De NAD werkte onder andere in de landbouw en bij de aanleg van sloten in de Noordoostpolder. De slogan van de NAD was “Ick Dien”. Maar of dat dienen nou zo van harte ging…

 

Werken in Bergschenhoek, Berkel en Bleiswijk.

Soms moest verplicht geholpen worden met de aanleg van schuilloopgraven. Of er moesten mannen verplicht ’s avonds wachtlopen. Zou er iets gebeuren dan waren de wachtlopers natuurlijk verantwoordelijk en zij zouden daarvoor dan de straf krijgen.

 

Bericht uit Duitsland

 

Arie van Ardenne uit Bergschenhoek was timmermansknecht in Bleiswijk. 4 dagen na zijn 19e verjaardag werd hij opgeroepen om naar Duitsland te gaan. Hij werkte daar verplicht in een fabriek van MAN. Af en toe schreef hij een brief naar huis. In 1944 kwam hij in Duitsland door een ongeluk om het leven. Een van zijn collega’s stuurde vanuit Duitsland het tragische bericht van zijn overlijden.

In 2015 is over Arie van Ardenne een boekje uitgegeven met de titel “Arie’s brieven”.

 

 

Duitse bommen en granaten

 

In 1943 viel er bij 9 jonge mannen uit Berkel en Rodenrijs een brief op de mat. Zij moesten zich melden bij het Gewestelijk Arbeidsbureau in Gouda voor een medische keuring.  Deze mannen waren allemaal geboren in het jaar 1924 en dus allemaal even oud. Na de keuring werden ze naar Allendorf am Teich in Duitsland gestuurd. Hier werden enkelen aan het werk gezet in fabrieken waar dynamiet en andere springstoffen werden gemaakt. Anderen moesten bommen en granaten vullen met deze gevaarlijk lading. Het werken met deze chemische stoffen was gevaarlijk en ongezond. Na een poosje plasten alle mannen rode urine. Ze zouden tot het eind van de oorlog in Allendorf moeten blijven. Tot op de dag van vandaag zijn er nog resten van de enorme fabrieken te vinden op deze plaats die nu Stadtallendorf heet. 

Werkloosheid in de jaren '30: tientallen mannen dolen rond op straat.

Hoe val je op om de aandacht te krijgen van een werkgever?

Folder met propaganda voor de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD).

De organisatie leek erg veel op die van de RAD, de Duitse Reichs Arbeits Dienst.

De Nederlandse Arbeidsdienst leek behoorlijk op het leger; de organisatie was bijna militair. De wapens waren wel anders maar de uniformen en oefeningen waren bijna gelijk...

Het merendeel van de bedrijven in Nederland ondervond aanvankelijk weinig hinder van de oorlog en kon blijven bestaan. In de loop van de oorlog kwam gebrek aan grondstoffen, energie  en mankracht. Links een enveloppe uit 1941 van het Berkelse bedrijf Butimix, waar-schijnlijk gevestigd aan de Bonfut vlakbij de landscheiding. 

Bewijs dat dhr PJ Bakker als kistenmaker in dienst was bij de gebroeders Gouweleeuw aan de Noordeindseweg in Berkel. Een dergelijk bewijs kon soms voorkomen dat iemand naar Duitsland werd gestuurd.

Een bevel op papier zoals dat bijvoorbeeld in Rotterdam huis aan huis werd verspreid bij de start van de razzia in 1944.


Een Duitse munitiefabriek in aanbouw.

De onderste verdiepingen lagen onder de grond.

Een fabriek in Allendorf in aanbouw.

Munitieopslag in Allendorf.

Eem vulopstelling voor granaten, 

Vulploeg in Allendorf.

Nederlandse arbeiders in Allendorf. Zouden hier Berkelaren bij kunnen zijn?