Eerlijk zullen we alles delen

 

Het hoe en waarom van distributie...

 

Je hebt een pak met 6 koeken. Maar je bent met z’n achten. Wat dan? Verloten? Alle koeken in 8 stukken snijden? Leuke uitdaging!

 

Misschien moeilijk voor te stellen: er is geen eten meer. Of er is nog maar een klein beetje, niet genoeg voor iedereen in huis. Wat doe je dan? En wat doe je als je alles wat er is moet delen met ongeveer 8.879.000 mensen?

 

De regering zag het probleem in de jaren dertig al aankomen. Als er oorlog zou uitbreken, kon Nederland misschien geen voedsel meer invoeren uit andere landen. Hoe zou een dichtbevolkt land als Nederland aan voldoende voedsel komen? Met aardappels en melk zou het wel goed komen, daar werd voldoende van geproduceerd in ons eigen land! Maar suiker, thee of koffie? Met de beschikbare voorraden zou iedereen zo lang mogelijk moeten doen en wat er was zou eerlijk verdeeld moeten worden. Een eerlijke verdeling, een eerlijke distributie, zou moeten worden geregeld voor alle schaarse artikelen.

 

“Wat doen we als er nog maar weinig te eten is? Krijgt de sterkste het? Of de rijkste? Survival of the fittest!?”

 

In 1939 kregen alle Nederlanders een distributie-stamkaart. Met deze kaart kon je bij een distributiekantoor bonkaarten ophalen. Die bonkaarten waren nodig om in de winkels de spullen te kopen die je nodig had. De winkeliers verzamelden de bonnen en plakten die op grote vellen. Alleen door die vellen in te leveren konden winkeliers zelf weer hun nieuwe voorraad inkopen.

 

Het eerste artikel wat ‘op de bon’ kwam, was suiker. In 1939 kon je dus alleen suiker kopen door een speciale bon mee te nemen naar de winkel. Ook erwten kregen een eigen bon. Er was op dat moment nog zoveel voedsel dat niet iedereen zijn suikerbonnen opgebruikte en de distributie van erwten werd zelfs al in januari 1940 weer afgeschaft. Een echt probleem was er dus nog niet!

 

Na de Duitse inval veranderde de situatie al snel. Er kon via zee geen voedsel, rubber, olie of tabak meer worden ingevoerd uit Nederlands Indië of andere verre landen. De voorraden werden snel kleiner. Meer en meer artikelen kwamen op de bon. Zo werd het weinige wat er nog was zo eerlijk mogelijk verdeeld. 

 


Controle!

Om te controleren of iedereen zich aan de distributievoorschriften hield werden er controleurs ingesteld bij de verschillende departementen. Alle goederen die geproduceerd werden moesten in het distributiesysteem terecht komen en niet 'zwart' verhandeld worden. Hieronder een legitimatiebewijs uit 1944 van een in Berkel en Rodenrijs wonende controleur.

Uitleg over hoe en waarom van de distributie, Er wordt in deze brochure ook uitgelegd wat verschillen en overeenkomsten zijn met 1914-1918.

De binnenkant van de distributiestamkaart  Hier werd op aangetekend welke bonkaarten uitgereikt waren. 

Op de buitenkant is te zien dat dit exemplaar afkomstig is van Mevr. Hensen uit Berkel en Rodenrijs. 

 

Hier onder een set van eerste en tweede distributie stamkaarten van een jonge Berkelse, Wilhelmina Reijnen, geboren in 1934 en dus gebruikt tussen haar 6e en 11e levensjaar.

De tweede distributiestamkaart (TDSK) van Theo van Eeden Petersman uit Bleiswijk, geboren 1919

 

Een textielkaart van de familie van der Stoep, wonende aan de Klapwijkseweg 40 in Berkel.

De uitreiking van distributiestamkaarten startte ongeveer in de mobilisatietijd: 1939

Een complete bonkaart uit 1944. Er is nog niet in geknipt!

Een vergroting van een losse bon, in dit geval voor brood. 

Een opplakvel zoals de winkeliers dit moesten gebruiken. Alle losse bonnen moesten zij opplakken en inleveren om nieuwe voorraden te kunnen krijgen.

Een close-up van een brief van het distributiekantoor: Berkel en Rodenrijs hoorde bij distributiekring 377, Pijnacker.

Het bord van het kantoor van het rijksbureau voor de voedselvoorziening van de regio, gevestigd aan de Dorpsstraat in Bleiswijk. (Collectie OVMB)