Wie ben JIJ eigenlijk?

Tijdens en direct na de eerste wereldoorlog (1914-1918) waren er veel vluchtelingen. Duizenden mensen probeerden weg te komen van het oorlogsgeweld, de honger en de armoede. Nederland was een neutraal land, het had geen partij gekozen en had niet meegedaan aan de gevechten in België en Frankrijk. Wel werden honderdduizenden soldaten opgeroepen voor de mobilisatie van het leger. Zij moesten de grenzen bewaken en stellingen bemannen om een mogelijke inval in Nederland af te kunnen slaan.

 

Ondanks de grensbewaking stroomden tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen Nederland binnen. Spionnen, smokkelaars, burgers maar ook oorlogsvrijwilligers die zich bedacht hadden, probeerden vanuit België de grens naar Nederland over te komen.

 

In Nederland werden vluchtelingen opgevangen in kampen en leegstaande legerkazernes. De militaire gevangenen werden tewerkgesteld in fabrieken waar nu te weinig Nederlandse mannen waren. In de eerste wereldoorlog waren er naast de militaire vluchtelingen ook ongeveer 100.000 gevluchte burgers in Nederland.

Rond 1927 vond vooral de politie dat er een manier moest worden gevonden om te registeren wie er nu echt in een land thuishoorden en wie niet.

 

Een kaart met alleen naam en adresgegevens was niet genoeg; er moest ook een foto op komen. In sommige landen was al snel zo’n systeem ingevoerd. In Nederland werd er geen haast mee gemaakt. In de jaren dertig probeerde de overheid een goed bevolkingsregister op te zetten. Er moest een methode worden bedacht waarbij alle Nederlanders op dezelfde manier geregistreerd zouden worden.

 

De ambtenaar Jacob Lentz, die eerst voor het Centraal Bureau voor de Statistiek had gewerkt, wilde graag zo’n systeem ontwikkelen. Hij zorgde ervoor dat in 1936 het Besluit Bevolkingsboekhouding werd vastgesteld. Elke gemeente in Nederland moest gegevens van inwoners gaan vastleggen op een persoonskaart. Voor zijn werk kreeg Lentz een koninklijke onderscheiding. Lentz wilde liever dat iedereen een kaart bij zich zou dragen om zich te kunnen legitimeren. De regering hield dit idee tegen.

 

Aan mijn gezicht kun je niet zien in welk land ik woon. Of in welk dorp. Je kunt niet zien waar ik geboren ben. En ook niet welk werk ik doe. Of ik belasting betaald heb, weet zelfs mijn buurman niet.

 

Na de inval van het Duitse leger in mei 1940 ontdekte de Duitse Sicherheitspolizei dat er in Nederland nog geen goed identiteitsbewijs bestond. Distributiestamkaarten hadden geen foto en waren daarom ongeschikt voor legitimatie. Nederlandse hoge ambtenaren hielden de invoering van een identiteitsbewijs met foto niet tegen. Ze werkten juist met de Duitse bezetter mee om het systeem snel in te voeren.

 

In juli 1940 ging Lentz weer hard aan het werk om zijn idee uit te voeren. Het resultaat was goed; de Duitsers vonden het nieuwe persoonsbewijs nog beter dan hun eigen ‘Kennkarte’. In 1941 werd het persoonsbewijs voor het eerst uitgereikt. In 1942 moest iedere Nederlander van 15 jaar en ouder het bij zich dragen.

 

Tot 1942 mochten ook andere bewijzen met pasfoto, zoals een paspoort, gebruikt worden. Door het werk van Lentz werd niet alleen het persoonsbewijs snel ingevoerd. Door zijn voorbereidende werk kreeg de bezetter ook alle gegevens in handen over wie in Nederland Joods en niet-Joods was. Later in de oorlog bedacht Lentz dat bij Joden een dubbele zwarte J in het persoonsbewijs moest worden gestempeld. Zo kon bij controle in enkele seconden worden vastgesteld of iemand Jood was.

 

In 1951 werd het persoonsbewijs afgeschaft. De ambtenaar Lentz kreeg enkele jaren gevangenisstraf voor zijn hulp aan de Duitse bezetter. 


Mag je nog zijn wie je bent?

Roma, Sinti, Joden, intellectuelen, gehandicapten, homo's... lang niet iedereen wordt geaccepteerd in het Derde Rijk van de Nazi's. Ook in Nederland wordt al voor de oorlog geworsteld met de vraag wie er wel en niet thuishoort in de maatschappij. De grote meerderheid  van de Nederlanders schaart zich echter achter de grondwet, waarin duidelijk gesteld wordt dat ieder die zich in Nederland bevindt in gelijke gevallen gelijk behandeld wordt. 

 

Direct na de capitulatie begint de bezetter al met verordeningen. Bij de eerste verordeningen in de zomer van '40 wordt al duidelijk dat Joodse Nederlanders niet langer gelijk behandeld worden. De fundamenten van de Nederlandse rechtsstaat worden dus direct al aangetast,

Persoonsbewijzen uitgegeven in Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk: 

Bergschenhoek

@Collectie Honger naar Bevrijding

@Fam Burgstad

@Fam Burgstad


Berkel en Rodenrijs

@Collectie Honger naar Bevrijding

@Collectie Luuk Brand


Bleiswijk

@Collectie Honger naar Bevrijding

@Collectie OVMB